Woorden van langer geleden
1979, 1980
Twee gedichten: Missie, Het nieuwe jaar en een kort verhaal: Meneer Veen
Missie
ten einde niet onder
een auto te komen
vraagt hij een agent
het verkeer stil te leggen
die hem beleefd doch dringend
verzoekt verder te lopen
de man beweert een missie
te moeten vervullen
alle grote steden van de wereld moet hij aandoen
om iedereen te vertellen
van de rust
die hij niet kan vinden
plotseling sprint hij
naar het midden van het kruispunt
luid toeterend en naar hun voorhoofd wijzend
razen de automobilisten
rakelings langs onze man
die het ook niet helpen kan
dat juist hij is aangewezen
de wereld te vertellen
over haar ongelijk
1979
Het nieuwe jaar
Met de knallende champagnekurk
is ons dit keer ook de vreugde ontschoten
maar wat hebben we genoten
van het vuurwerk en moeders jurk
die de hens in ging
en oma die stikte in een oliebol
het heerlijk ding.
Nee, smart en kommer
zullen ons het komend jaar vergezellen
breekt de pest uit
het zou me niet verbazen.
De volledige drankvoorraad
was snel uitgeput
ieder vond al gauw in zijn kraag
een duizelend stuk
als schepje boven op dit feest
doet pa maar al te graag
een rotje in zijn broek
en schreeuwt om het meest
Is dit het begin?
het eind is reeds zoek!
1979
Meneer Veen
Reeds jaren probeerde hij één te worden met de natuur. In een groen pak en zijn gezicht besmeurd met modder lag hij daar te vegeteren tussen varens en half onder bladeren verscholen. Elke dag een centimeter dichter bij de waterkant. Hij waande zich een plant. ‘Meneer Veen’, riep de zuster, ‘komt u een kopje thee drinken?’ Oh, wat ergerde hij zich daaraan. Altijd als hij net een gesprek was begonnen met de andere planten riep de zuster hem. ‘Meneer Veen, wat ziet u er weer uit, wilt u niet liever gewoon een wandeling maken door het bos, dan geniet u toch ook van de natuur?’ Het was altijd hetzelfde liedje: ‘U maakt uw kleren zo vies meneer Veen, waarom doet u dat nou meneer Veen?’ Laat ze maar kletsen dacht hij dan, eens zal ik verdwenen zijn.
1980